De uitgever als bedreigde diersoort

25 januari 2011: een Nederlandse uitgever houdt zijn gehoor met veel aplomb voor dat het naar de boekwinkel moet. 27 januari: het Amerikaanse Amazon maakt droogjes bekend inmiddels meer e-books dan paperbacks te verkopen.

Hebben uitgevers van papieren boeken nog bestaansrecht, over pakweg vijf jaar? Over die vraag organiseerde de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam de bijeenkomst Het einde van de uitgeverij? Dat de avond plaatsvond in het Comedy Theater, was veelzeggend. Volgens de aanwezige schrijvers, lezers en internetspecialisten moet de branche zich opmaken voor een aardverschuiving, maar lijkt zij zelfs niet voorbereid op een lichte schok.

Kijk hier voor een uitgebreid verhaal: Het einde van de uitgeverij (pdf).

De aanwezige uitgevers en ‘literair agenten’ wisten die indruk treffend te illustreren. Zij beleden een heilig geloof in het papieren boek en vonden elkaar in een verbeten apologie van het huidige bestel. Logisch: ze zijn onderling afhankelijk en willen hun marktaandeel behouden. Er ontvouwde zich een waaier aan zonderlinge redeneringen. Wij zijn nodig omdat we onmisbaar zijn. En we zijn onmisbaar omdat we nodig zijn – daar kwam het op neer. Wie anders moest onbekende debutanten promoten en gerenommeerde auteurs ‘in de watten leggen’? Kochten de meeste lezers niet in de vertrouwde boekwinkel? Hoeveel e-books werden er nu helemaal verkocht? En schrijvers kregen wel 20% van de royalty’s! Anderen partijen hadden bovendien onvoldoende verstand van selectie, redactie en distributie, ‘het onderhouden van contacten en vermarkten van talent’. En waarom zouden auteurs zich het hoofd breken over de financiën? Het waren trouwens vooral weer mensen van buiten het ‘boekenvak’, die het beter wisten. Nee hoor: uitgeven was ‘een vak’.

‘Het is een vak’: een veelgebruikt, maar altijd wat schril klinkend argument om je bestaansrecht te verdedigen. Maar om wie draait het nou? Wie vraagt er in de boekhandel om ‘de nieuwste van uitgeverij zus-en-zo?’ Wat als dat vak anno 2016 helemaal niet meer nodig is? Als de generatie die opgroeit met beeldschermen geen papieren boeken meer wil? (‘Wat was dat voor ding opa?’ ‘Dat noemden we een “boekenkast” jongen.’) Als schrijvers en lezers zelf in hun behoeften voorzien door online uit te geven en te kopen? Als ondernemende auteurs andere zelfstandigen inhuren voor redactie, marketing, vormgeving en verkoop, en zo zelf zeggenschap krijgen over proces en opbrengsten? Als internet meer inzicht biedt in de publiekssmaak dan het oordeel van uitgevers? Als lezers online investeren in boeken? Dan staan de verhoudingen in de boekenbranche net zo op hun kop als in de muziekindustrie.

Nee, e-books zijn geen fysieke boeken – maar wel veel goedkoper te produceren en verspreiden. En consumenten betalen daar graag een redelijke prijs voor. Natuurlijk verdwijnt het papieren boek. Wie ontvangt er nog wel eens een telegram? Natuurlijk zullen schrijvers het heft steeds vaker in eigen hand kunnen nemen. Een zegen voor auteur én lezer. Overigens ook voor onze leefomgeving – en voor de kwaliteit van het aanbod, als uiterst matige schrijvers niet meer worden gehypet door geoliede machines.

Slechts een enkeling voelde het trillen van de grond. Nederig werd toegegeven dat niet de uitgeverij het ‘merk’ was, maar de schrijver. En er kon wel wat meer worden geïnvesteerd in ‘sociale media’. Dat moest echter wel ‘passen bij de auteur’. Want kostte dat twitteren niet heel veel tijd? Nou ja, er zouden misschien taken worden overgenomen door nieuwe spelers. Maar topredacteuren zouden echt niet weglopen om ‘een beetje gaan zzp’en’. En ook op internet zouden de gevestigde ‘huizen’ de dienst blijven uitmaken. Toch?

Zich bezinnen op hun rol? De uitgevers leken er zelfs niet over te willen nadenken. Uit onverschilligheid? Aannemelijker is dat zij veinsden de veranderende verhoudingen niet serieus te nemen: après nous la déluge. Onbegrijpelijk was het nauw verholen dedain voor schrijver en lezer waarmee dit gepaard ging. Als die houding representatief is voor de branche, zal er inderdaad maar een enkeling overblijven: ‘Voor de watjes’, zoals schrijfster N. Noordervliet zei. Terwijl de eerste barsten in de vloer zichtbaar werden en de zaal begon te schokken, verhief een oude struisvogel moeizaam zijn kop uit een stapel half vergane boeken, schudde enkele vergeelde snippers van zich af, knipperde tegen het licht en kuchte amechtig: ‘En toch is het een vak!’

Joost R. Swanborn, lezer

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *