Bravoroepers en vroegklappers

Bravo. Afgelopen week hoorde de Taaldokter er weer een: een Bravoroeper. Nu komt dat wel vaker voor, temidden van het applaus en ook wel gejoel en gefluit, maar meestal gaat het om strategisch opgestelde,  niet te identificeren bravoroepers. Dit keer echter stond de Bravoroeper vlak achter hem: ineens hoorde hij het, tijdens de eerste applausgolf na het concert: een schuchter, bijna gekucht ‘bravo’ – eigenlijk alleen hoorbaar doordat het van zo dichtbij kwam. Maar blijkbaar had de Bravoroeper moed geput uit deze eerste geslaagde poging, want toen de dirigent opnieuw het podium betrad liet hij een schallend ‘Bravo!’ klinken. Dat was voor de Taaldokter aanleiding zich half om te draaien en de man (bravoroepers zijn nooit vrouwen) eens goed op te nemen. Er viel verrassend weinig bijzonders te zien aan de Bravoroeper: een wat grauwe man van onbestemde leeftijd met een heel gewoon hoofd.

Bravo. Mooi woord : een uitermate functionele, internationale term.  Behalve door de Bravoroeper waarschijnlijk alleen nog gebezigd door mensen die ook ‘grandioos’ zeggen. Dat de Taaldokter onwillekeurige, rukkerige hoofdbewegingen begint te maken als hij een bravoroeper hoort, ligt dan ook niet aan het woord. Het heeft ermee te maken dat eigen onderzoek uitwijst dat 92 procent van de bravoroepers ook Vroegklapper is (altijd als eerste applaudisseren, nog voor de laatste noot is uitgeklonken of het doek is gezakt, voornamelijk om bekendheid met de uitvoering te etaleren), 89 procent ook Staande-ovationist (ongeacht de kwaliteit van het gebodene, onmiddellijk na afloop ostentatief en luid klappend opstaan), en soms zelfs Meeneuriër (45 procent). In dat laatste geval gaat de Bravoroeper in 99 procent van de gevallen ook gekleed in een rode pantalon.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *