Complotdenkers zeggen ‘zal je altijd zien’

‘Zal je altijd zien.’ Waarom die uitdrukking een weldenkend mens tegen de borst stuit? Omdat ie dezelfde benauwde, kinderachtige geborneerdheid ademt als het onsympathieke, qua betekenis verwante ‘Heb ik dat’.  Dat laatste overigens uitgesproken zonder vraagteken: het is een vaststelling. De vaststelling dat de hele wereld tegen je is. Dat je, om het met A. Geesink te zeggen, ‘structureel wordt tegengewerkt’. Dat ‘ze’ je altijd van alles willen ‘afnemen’. Vandaar dat zal-je-altijd-zien- en heb-ik-dat-zeggers vaak ook dat-nemen-ze me-niet-meer-af-zeggers zijn (waarbij zelden duidelijk wordt wie die ‘ze’ precies zijn).

Het gesuggereerde patroon ten spijt, wordt ‘zal je altijd zien’ veelal gebruikt in relatief uitzonderlijke situaties.

Soms grappig bedoeld: Ben je lekker door het bos aan het fietsen, kom je weer zo’n wilde beer tegen.

Soms berustend-ironisch: Zal je altijd zien… Ben ik in het buitenland voor werk, kan Lola ineens veters strikken en gaat papa vervolgens met de eer strijken.

Soms geheel zonder knipoog: Zal je altijd zien… Komt de fotograaf langs voor de foto, is het terras dicht vanwege het bar slechte weer.

En heel soms bewust als stijlfiguur, in de zogeheten ‘vrije indirecte rede’: Net als Lodewijk Asscher het Mercatorplein in Amsterdam-West betreedt en zich bij de knalrode campagnebus van de PvdA laat fotograferen verdwijnt de zon achter de wolken. Zal je altijd zien.

Het verschijnsel is zo oud als onze volksaard. Al in 1888 noteerde Lodewijk van Deyssel: Als je van-daag onmatig-blij om iets bent, dan gebeurt je morgen een ongeluk, dat zal je altijd zien.

En ineens zie je ook een weinig rekkelijk soort calvinisme achter zulke uitlatingen schuilgaan: je mág niet straffeloos genieten. ‘Ze’ gunnen het je niet. En leuk bedoeld of niet – die verongelijkte uitstraling nemen ze je niet meer af. Complotdenkers, heten dat soort lui tegenwoordig.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *