Is er een dokter in de taal?

Bestaan er taalartsen? Nee. In samenstellingen met medische specialisaties gebruiken we ‘arts’. In samenstellingen met niet-medische specialismen juist ‘dokter’. Dan gaat het meer om de behandelwijze dan om de functie of de persoon.

‘Woordparen’, daarover schrijft Jan Renkema wekelijks op Neerlandistiek.nl: woorden met nogal subtiele onderlinge betekenisverschillen. Deze week gaat het over het paar arts-dokter. Volgens Renkema is het verschil in gebruik tussen die twee dat bij arts het accent op het beroep ligt, en bij het iets informelere dokter op de persoon.

En dat zou verklaren dat in samenstellingen met specialisaties altijd arts wordt gebruikt: daarin gaat het niet om de persoon (of aanspreekvorm), maar om het beroep. Als voorbeelden noemt hij bedrijfsarts en sportarts.

 

 

 

 

 

 

Inderdaad komt ‘bedrijfsdokter’ niet vaak voor – maar bedrijvendokter bestaat wel. Net zoals, om maar een greep te doen: autodokter, bomendokter, computerdokter, fietsdokter, huizendokter, meubeldokter, notadokter en waterdokter. Nooit is er in dit soort nogal populaire gevallen sprake van een arts: autoartsen, computerartsen en tekstartsen bestaan niet.

Het zijn vergelijkbare samenstellingen, waarin het eerste deel het tweede specificeert. Maar er is wel een betekenisverschuiving te zien. Is een voetendokter een dokter voor voeten en een kinderdokter een dokter voor kinderen, een autodokter is een dokter voor auto’s en een meubeldokter een dokter voor meubels. Een huizendokter lijk je echter tekort te doen als je denkt dat dat een ‘dokter voor huizen’ is, en een waterdokter is vast geen ‘dokter voor water’.

Renkema schreef: ‘Bij arts ligt het accent op het beroep, bij dokter op de persoon die het beroep uitoefent.’ In die samenstellingen met dokter lijkt het accent te verschuiven naar het soort vaardigheden, de benadering, de aanpak, de werkwijze (anamnese, diagnose, behandeling). Ze projecteren de medische expertise en uitstraling op heel andere, zeer uiteenlopende vakgebieden. Dokter vervangt daarbij kennelijk minder aantrekkelijk termen als monteur, adviseur, reparateur en redacteur. (Denkt u bij tv-dokter nog aan een arts op tv, of al aan een tv-reparateur?)

Kortom: in samenstellingen met medische specialisaties gebruiken we arts, en in niet-medische samenstellingen juist dokter. Dat zal niet alleen zijn omdat ‘arts’ een beschermde titel is, maar vooral omdat dokter inmiddels kennelijk ‘geontmedicaliseerd’ is: je kunt in van alles dokter zijn, maar nog steeds niet in van alles arts.

Helaas blijft met dit alles onopgehelderd waarom de gevleugelde uitdrukking luidt: Is er een dokter in de zaal? en niet: Is er een arts in de zaal? In zulke gevallen lijkt er immers vooral behoefte te zijn aan de professional, en minder aan de persoon. Komt dat door de intimiteit van de situatie? Of wordt er met ‘dokter’ een persoonlijk appel gedaan?

Hoe dan ook: gelukkig is er wél een dokter in de taal.

3 thoughts

  1. Mijn favoriete dokter is de ‘muizendokter’, die een heel interessant idee heeft over het dokteren van muizen: ze gif laten eten.

    1. O jee. Mijn vrees wordt bewaarheid: het werkwoord heeft het al, en binnenkort heeft ook het zelfstandig naamwoord een uitgesproken negatieve connotatie. ‘Dokter’ wordt dan nog slechts gebruikt voor euthanasieartsen, of voor lieden die in niet-medische context een eind aan dingen maken: smoezelige ‘fiksers’, ‘opruimers’ en ‘probleemoplossers’.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *