En waarom noemt men (vooral korpschefs en hoge bestuurders) politieagenten tegenwoordig weer steevast ‘dienders’? Denkt men dat die agenten daar blij mee zijn? Dat ze zitten te wachten op die lekker oud-Hollandsche, authentieke benamingen? Dat het ze mild stemt tijdens salarisonderhandelingen? Zoals de Taaldokter er niet van gediend is aangesproken te worden als ‘de man in de straat’ ‘blastingbtaler’ of – erger – ‘hardwerkende Nederlander’, kan hij zich niet voorstellen dat agenten graag ‘dienders’ zijn – laat staan flikken, kippen, klabakken, koddebeiers, smerissen, tuten of wouten.