Nederlanders: ongeveer het meest tevreden volk ter wereld. Wel zeggen we regelmatig dat ons land ‘ziek’ is. Afgaande op ons taalgebruik gaat het inderdaad niet best.
Wij zijn dol op ziektebeelden. Ze helpen ons om allerlei alledaagse verschijnselen te institutionaliseren – ‘een plekje te geven’. Heetten vervelende kinderen vroeger gewoon ‘lastig’, later werden zij ‘hyperactief’, tegenwoordig hebben zij ‘ADHD’. (De ouders: ‘We zijn zó blij dat het eindelijk een naam heeft.’) Deze tendens blijkt ook uit de vele, enigszins medicaliserende beschrijvingen in termen van ‘gedrag’: wie wegloopt ‘vertoont vluchtgedrag’, wie winkelt ‘koopgedrag’ en wie een reisje maakt ‘reisgedrag’. Veel van dat ‘gedrag’ komt voort uit een ‘vraag’. Zo gaan mensen bepaald ‘zoekgedrag vertonen’ omdat zij ‘rondlopen met een informatievraag’. En waar blijkt dat uit? Uit de ‘signalen die zij afgeven’. Een soort symptoombeschrijvingen uit de medische encyclopedie.
Deze medicalisering van ons taalgebruik wil het debat nogal eens vertroebelen. Ook de huidige discussie over oudere vrouwen die alsnog een kind willen wordt gedomineerd door zo’n woord: ‘kinderwens’. Ergens in het recente verleden is ‘een kind willen’ – of, nog erger: ‘nemen’ – vervangen door ‘een kinderwens hebben’. En als die wens wordt vervuld krijgen we niet een kind, maar wordt onze ‘kinderwens gerealiseerd’.
Het is een lief, beetje sprookjesachtig woord, dat associaties oproept met vallende sterren en goede feeën: ‘Ik wenste… dat ik een kindje had!’ Tegelijkertijd lijkt het een onontkoombare aandoening: op zekere leeftijd word je nu eenmaal getroffen door ‘kinderwens’. En op www.kinderwens.nl kunnen mensen met een ‘niet-gerealiseerde kinderwens’ bijpraten met ‘lotgenoten’. Je krijgt die ‘kinderwens’ ongeveer zoals je griep krijgt. Met onbepaald lidwoord (‘Ik heb een kinderwens’), zonder lidwoord (‘Ik heb kinderwens’) – en het is zelfs al waargenomen met bepaald lidwoord (‘Ik heb de kinderwens’). Dit suggereert verschillende gradaties van ziekte, net zoals in ‘Ik heb een griepje’, ‘Ik heb griep’ en ‘Ik heb de griep’.
Wie zegt te lijden aan ‘kinderwens’ onttrekt zich daarmee aan kritiek. Niet alleen door die eufemistische lieflijkheid van het woord, maar vooral door dat medicaliserende gebruik – je vraagt immers ook niet aan iemand met griep of hij daar niet te oud voor is. En dat ‘vluchtgedrag’ is jammer voor de discussie.