Met de introductie van het begrip ‘duurzame persoon’ (uitgesproken als ‘duusme psoon’) of ‘duurzame Nederlander’ (zie bijvoorbeeld hier) heeft de inflatie van het begrip ‘duurzaam’ een voorlopig nieuw hoogtepunt bereikt.
De betekenis van de term evolueerde van ‘lang meegaand’ tot allerlei varianten op de definitie van ‘duurzame ontwikkeling’ van de commissie Brundtland: ‘een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarbij de behoeften van de toekomstige generaties in gevaar te brengen’. Inmiddels is het een gemakkelijk containerbegrip geworden, een modieuze vergaarbak voor wervend bedoelde intenties. Anno 2010 laten zichzelf respecterende grote of kleine ondernemers (en overheden) – van banken en havens tot afvalverwerkers en hotels – in lijvige rapporten, of minstens op websites, in veelal hoogdravende bewoordingen weten hoe ‘duurzaam’ zij ‘ondernemen’ (‘Na de nulmeting wordt een lichtplan gerealiseerd waarin de mogelijkheden van duurzame verlichting worden geïnventariseerd’).
Daarbij laten zij meestal na het begrip te definieren, wat jammer is, want daardoor blijft de bedoeling onduidelijk. Meestal wordt de term in omtrekkende bewegingen beschreven: ‘Duurzaamheid draait om…’, ‘gaat om…’, of – nog erger – ‘gaat over…’ Waar het dan ‘over gaat’? Nou: over ‘de toekomst van onze planeet’ bijvoorbeeld, of over people, planet en profit, of over ’toekomstbestendigheid’ (raar, want het gaat niet om bestendigheid tegen de toekomst maar om bestendigheid van de toekomst tegen huidige ontwikkelingen). De Taaldokter zelf kwam niet verder dan ‘duurzaamheid is de leefbaarheid van de toekomst’ (in het duurzaamheidsverslag van de gemeente Amsterdam over 2009).
Kun je van een product of een proces met enige goede wil nog zeggen dat het ‘duurzaam’ is (een energiezuinige auto of een rookzuiveringsmethode), van een persoon is dat wel erg gekunsteld: aansluitend bij de Brundtland-definitie is dat niet iemand die ‘lang meegaat’, maar iets als ‘iemand die zich zo ontwikkelt dat de huidige wereldbevolking in haar behoeften voorziet zonder de komende generaties te beperken om in hun behoeften te voorzien’. Of zou het zijn: ‘iemand die energie bespaart’? Of misschien: ‘iemand die jongeren kansen biedt’? Of toch: iemand die het economische systeem wil hervormen? Of: iemand die ‘staat’ voor goed onderwijs?
Kortom: wat de term betekent blijft onduidelijk, terwijl wat er gebeurt meestal heel concreet en helder is: geen investeringen in landen met twijfelachtige regimes, korting op havengeld voor ‘schone schepen’, recycling van afval, hergebruik van handdoeken. Wat eigenlijk bedoeld wordt met al dat Duurzame Dingen Doen is niet meer dan: je gezonde verstand gebruiken.
En wat maakt dat een duurzaam ‘persoon’? Gewoon: een verstandig mens. In dat licht is het twijfelachtig dat die lijst met ‘duurzame Nederlanders’ voornamelijk bestaat uit (blanke, middelbare) mannen. Zij kunnen het wellicht niet helpen dat ze er op staan, maar degene die weer eens zo’n lekker ogende lijst meent te moeten samenstellen kan niet genoeg worden gewantrouwd – overigens net zoals instellingen die ‘duurzaamheid’ opnemen in hun ‘visie’ of ‘missie’. De Taaldokter is duurzaamheidsmoe.