Bij het Nationale Taaldebat ging het over ‘genderneutrale taal’: het product van een doorgeschoten gelijkheidsideaal en een pathologische behoefte aan individualiteit. Nog één keer genderneuktaal.
Uw Taaldokter was te gast bij het eerste ‘Nationale Taaldebat’, waar het onder meer ging over ‘genderneutrale taal’. We kwamen natuurlijk niet toe aan een analyse van oorzaken, argumenten voor en tegen, gefundeerde voorspellingen, of zelfs maar aan een definitie. Daarom hier alsnog een poging daartoe, want het verschijnsel zegt veel over de tijd waarin we leven. Bekijk hier de uitzending.
Wat het is
De discussie over ‘genderneutrale taal’ gaat over het verbieden of juist verplichten van woorden die een verwijzing naar een geslacht bevatten. Zoals beroepsaanduidingen, aanspreekvormen en verwijswoorden. Met ‘directeur’ verwijzen we tegenwoordig naar mannen én vrouwen, bij ‘secretaresse’ vermelden we er ‘m/v’ bij, en bij ‘stewardess’ denken de meesten aan een vrouw. Betekenisverschuivingen in deze categorie lijken in de loop der tijd ‘vanzelf’ plaats te vinden. De discussie gaat ook over gemeenten en de NS die ‘dames en heren’ vervangen door ‘beste Amsterdammers’ of ‘ beste reizigers’. En sommigen pleiten voor nieuwe termen: ‘lhbti’er’ tot ‘multi-gender’, en ‘hen’ en ‘hun’ als equivalent (enkelvoud) van ‘hij/zij’ en ‘zijn/haar’ (‘Daar gaat hen op hun nieuwe fiets.’). Zulke veranderingen vinden niet vanzelf plaats.
De discussie wordt vertroebeld doordat het begrip ‘gender’ zelf niet duidelijk is. Zo reppen woordenboeken gewoon van fysiek ‘geslacht’ of ‘geslacht waarvan iemand het gevoel heeft deel uit te maken’, terwijl elders vele categorieën worden genoemd (van trans-, cis-, a-, bi-, multi- en polygender tot genderfluid, genderqueer en two spirit), en er ook verwarring bestaat met genus, het woordgeslacht. Het lijkt dus, paradoxaal genoeg, te gaan om het geslacht waartoe je volgens je gevoel behoort, terwijl dat geslacht zelf niet belangrijk is. Om met dichter Willem Kloos te spreken: het gaat om de aller-individueelste expressie van de aller-individueelste emotie.
Hoe het komt
Deze neiging is niet anders te verklaren dan als een uitwas van het Ik-tijdperk, van een samenleving die is geobsedeerd door identiteit, waarin iedereen recht heeft op ‘erkenning’, en zich anders ‘gekwetst’ mag betonen. Het is het product van een volk dat wordt gemangeld tussen enerzijds een doorgeschoten gelijkheidsideaal (elke aberratie is normaal), en anderzijds een bijna pathologische behoefte aan individueel onderscheid: Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten, om, alweer, Willem Kloos te citeren.
Genderneuktaal: de gedachte dat elke bijzondere geaardheid een eigen naam nodig heeft, leidt tot het waanidee dat het gaat om geslacht als je mensen aanspreekt met ‘dames en heren’, en vormt de voedingsbodem voor het kwalijke frame dat je andersgeaarden buitensluit wanneer je deze beleefdheidsvorm gebruikt. Tegen die achtergrond kan het gebeuren dat overheden en beleidsmakers gehoor geven aan een grillige lobby, en het vermeende belang van een minderheid laten prevaleren boven gezond verstand. Er schuilt een wereldbeeld van doorgeschoten politieke correctheid achter de mededeling van de gemeente Amsterdam dat ‘de veelgebruikte tweedeling man-vrouw’ niet meer strookt met de werkelijkheid.
Waarom het niet deugt
Elke uitzondering benoemen, van ’transgender’ tot ‘genderqueer’, leidt niet alleen tot verwarring, maar ook tot betekenisloosheid: zo veel uitzonderingen hebben geen enkel onderscheidend vermogen meer. Het is ook onnodig complicerend: hoe kunnen we verwijswoorden succesvol vervangen, terwijl het huidige (ook geforceerde) onderscheid tussen hen en hun al zo lastig is? Belangrijker nog is dat spontaniteit, subtiliteit en stijl verdwijnen. Taalgebruikers moeten op eieren lopen. Wie wordt er blij van een zielloos ‘Hallo mensen’ in plaats van ‘Geachte dames en heren’? En wie vat nog de nuance in ‘Ik hou graag de deur voor u open, niet omdat u een dame bent, maar omdat ik een heer ben’?
Maar het ergste is: woorden taboe verklaren dan wel verplicht stellen leidt tot de humorloze, instrumentele newspeak die we kennen uit George Orwells 1984: een totalitaire taal die het gewenste wereldbeeld van de een uitdrukt, en de vrijheid van de ander inperkt. Die goodthink waarmee voorstanders van genderneutrale taal woorden op basis van bellyfeel verklaren tot oldspeak die moet worden ‘gerectificeerd’, dat is gewoon taalfascisme.
Waarom het niet werkt
Het zal niet werken – gelukkig. De geschiedenis leert dat taalveranderingen alleen succesvol zijn als een meerderheid van de taalgebruikers ze omarmt. Taal is als water: ze verspreidt zich waar de minste weerstand is: organisch. Opvallend genoeg maken het onzijdige (‘genderneutrale’) het , dit en dat steeds meer plaats voor mannelijk en vrouwelijk de en die (‘die meisje’). Maar als er genoeg vrouwen ‘directeur’ zijn, verwijst dat woord zowel naar vrouwen als mannen. En als er genoeg ‘cisgenders’ en ‘genderfluids’ directeur zijn, denkt iedereen bij het horen van het woord ‘directeur’ in de eerste plaats aan cisgender’ of ‘genderfluid’. Tot die tijd moeten we het doen met mannen en vrouwen.
Oekazes werken niet. Sterker nog: verwijzen naar een meisje met ‘wezen dat bij de geboorte werd gezien als meisje’, of naar een hoofdstedelijke homo met ‘lhbti-Amsterdammer’, is dermate potsierlijk dat het aversie oproept. Elke uitzondering benoemen bewerkstelligt het tegenovergestelde van acceptatie.
Gelukkig gaat het niet werken dus – ook voor de vermeende belanghebbenden. Het effect is namelijk precies waar zij juist tégen zijn: hokjesdenken.
Hoe het verder moet
Dus: noem jezelf vooral wat je wilt, maar dwing anderen daar niet toe. En denk je écht dat ‘dames en heren’ beledigend is? Ga naar de rechter, díe bepaalt wat mag en wat niet. Daar zijn leuke uitspraken over, zoals het Mierenneukersarrest. Daarin is de context bepalend: een fraai voorbeeld van interpreteren naar de geest, en niet naar de letter van de wet. Dat moeten voorstanders van genderneuktaal eens lezen.
En als je dan toch iets wilt veranderen: kies voor versimpeling, en niet voor complicatie. Streef bijvoorbeeld naar één voornaamwoord (en één wc, net zoals thuis) voor iedereen: dát is pas ‘genderneutraal’ en ‘inclusief’.
Enigzins bemoedigend dat gezond verstand nog bestaat. Hopelijk lezen beleidsmakers dit ook.