Tijdens Koninginnedag op Amsterdamse dorpsomroep AT5 werden twee presentatrices in een bootje of op een vlonder bezocht door ‘Bekende Amsterdammers’: die intellectuele en culturele fine fleur van de hoofdstad, gespecialiseerd in belspelletjes, soaps, het luchtige lied en in het openbaar spreken over elkaar. Toen een hem onbekend meisje met een camouflagepet op en ook verder een tamelijk onbetekenend uiterlijk en passant werd toegevoegd – zonder dat ook maar iemand de indruk wekte dat overdreven te vinden – dat zij ‘natuurlijk een stijlicoon’ was, meende de Taaldokter toch dat de inflatie van het begrip ‘icoon’ voltooid was.
Een stijlicoon. Je moet het willen zijn, maar dan ben je ook wat. ‘Wat doe jij voor de kost?’ ‘Oh, gewoon. Stijlicoon.’