Ken mij dat nou schelen

De Taaldokter had een buurvrouw, van het type dat de gehele dag rondloopt in een gebloemde peignoir, krulspelden in het haar en in elke mondhoek een smeulende peuk, die ooit – toen hij aankondigde bezoek te verwachten wegens zijn verjaardag en de hoop uitsprak dat zij daar geen last van zou ondervinden – de onsterfelijke woorden sprak: ‘Maakt mij dat nou uit.’ De Taaldokter, die dacht haar verkeerd te hebben verstaan, stond blijkbaar nogal uilig te kijken, want ze vervolgde: ‘Ken mij ’t schelen.’  Afgebluft droop de Taaldokter af, na haar op het hart te hebben gedrukt toch vooral langs te komen, wat hij eigenlijk al niet meer verwachtte,  gezien de formulering van haar reactie en de wijze waarop ze die bracht: alsof ze hem een gunst verleende door hem en zijn besognes als vieze beesten van haar peignoir te blazen. Maakt mij dat nou uit.

Het riep de sikkeneurige man in het Amsterdamse bejaardenhuis herinnering, die, nadat hij de instellingskok had gevraagd wat die in zijn vitrine had en deze, aangenaam verrast door de zeldzame oprisping van interesse, uitgebreid had staan vertellen hoe hij de aardappels eerst had gestoomd en toen gegratineerd, al weglopend antwoordde: ‘Nou dat ken toch.’ Ken mij dat nou schelen.

Een kennis uit het oosten des lands vertelt dat men daar in zulke gevallen ook wel zegt: Da moeje zelf weet’n – maar de subtiliteit van de tijdgeest wordt toch het beste gevat in het standaard-antwoord van een andere bekende als iets hem maar matig interesseert: Vraag es of het me boeit.

Dat alles uitgesproken zonder vraagtekens, want die zouden getuigen van een min of meer wezenlijke interesse in een mogelijke reactie, en dat is iets wat deze lieden klaarblijkelijk koste wat het kost wensen te voorkomen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *