Het was een opmerkelijke kersttoespraak van de koning, over vrijheid, verdraagzaamheid en eh… okéheid. Met die mimiek alsof hij iets onverteerbaars moet binnenhouden maar zich niet mag verroeren, zijn nog steeds wat kinderlijke voorleestoon, en de dictie van een leerling die telkens verrast wordt door zijn eigen zinswendingen. Maar hé: dat mag er allemaal zijn. Dat is oké. Net zoals de vage formuleringen, de loze bezweringsformules en de tergende clichés – en een kerstgedachte zo halfzacht als een kuipje margarine.
Vrijheid
De toespraak begon al met een daverend cliché: ‘Nederlanders kunnen enorm van elkaar verschillen’. Tja. Duitsers ook, net als Argentijnen en Maori. Maar: ‘Wie vraagt waarom mensen zich verbonden voelen met Nederland, krijgt vaak dezelfde antwoorden.’ Geen idee waarom je dat zou vragen – misschien is het iets koninklijks. Mij is het nooit gevraagd. Maar goed, het antwoord luidt: ‘Vrijheid is de vlam die in alle Nederlandse harten brandt.’ Je vraagt je af wat er brandt in de harten van al die arme Senegalezen, Nieuw-Zeelanders en Japanners. ‘Het valt me op’, vervolgde de koning, ‘hoe intens die vrijheid wordt beleefd’. Dat klinkt aardig, maar valt in de categorie quasidiepzinnige kolder. Want hoe doe je dat, vrijheid ‘intens beleven’? Is het een omfloerste manier om te zeggen dat we elkaar vaak voor rotte vis uitmaken? Hoe dit ook zij: ‘Vrijheid is nooit gratis.
Verdraagzaamheid
Als men zegt dat iets niet gratis is, volgt er strijk en zet een reeks redelijkheidsclichés. En ja hoor, daar kwamen ze: ‘vertrouwen’, ‘ruimte geven’, ‘verdraagzaam zijn’… En, als pepertje in de flauwe soep: ‘het dwarse denken toelaten’. ‘Dwars denken’: je zág de koning zelf denken: slim gevonden, ‘andere meningen accepteren’ is wat gewoontjes. En hij stoomde meteen door naar het cliché van de dag. Vrijheid ‘betekent’ namelijk ook: ‘keuzes maken.’ Een zwaktebod. Koken is keuzes maken. Een relatie hebben is keuzes maken. Watermanagement is keuzes maken. En hij constateerde: ‘het lukt telkens weer om oplossingen te vinden’. Een treffend voorbeeld van wishful talking: als je het maar hard genoeg roept, gaat iemand het misschien geloven.
Nederland was, volgens de koning, ‘een van de meest succesvolle landen.’ Hij liet in het midden waarin, maar ‘achter dat succes staan mensen zoals u en jij.’ (Een novum in de kersttoespraaktraditie, dat ‘jij’ – het zal voor de ‘verbondenheid’ zijn.) U en jij gingen er eens goed voor zitten, maar de vorst vervolgde met meer wishful talking. Dat succes, dat kwam namelijk doordat Nederlanders ’toch het gevoel hebben bij elkaar te horen’, al lopen de emoties hoog op. Hoe wist de koning dat? En wat was dat eigenlijk, ‘bij elkaar horen’?
Okéheid
Ten slotte illustreerde hij met een ander cliché twijfels die ‘naar boven komen’: mensen die ‘graag een perfecte versie van zichzelf presenteren’, maar zich afvragen: ben ik wel écht gelukkig? Goed nieuws: ‘Ook verdriet mag er zijn’, aldus de vorst. Hij noemde ‘een taboe op onzekerheid en tekortkomingen’. Geheel vrijblijvend, want het is een wetmatigheid dat de media juist bol staan van zaken waarvan – in diezelfde media – wordt beweerd dat ze taboe zijn. En: ‘Trek het je niet teveel aan als het eens tegenzit. Het is oké.’ (‘Boomer’, hoor je daar hele generaties achteraan zuchten.)
Het was een gemakzuchtige, clichématige toespraak, bij wijze van kerstgedachte gelardeerd met een jarenzeventig-soft geneuzel dat alles zwaar en moeizaam is, maar dat het oké is als je dat zo voelt. ‘Elkaar troosten, aankijken en zeggen: het is goed’. Hij sloot af met ‘Laten we elkaar niet loslaten’. Het klonk minder wanhopig dan ‘Laten we elkaar vasthouden’, maar dat is wel wat hij bedoelde. Een gepast slot van een stilistische draak. Een land wiens koning het volk met Kerst niets beters dan dit kan voorhouden, moet wel gelukkig zijn. Dus had hij eigenlijk moeten roepen: ‘Landgenoten, flink zijn! Niet klagen! Voorwaarts!’