Mensen wegbrengen en terughalen

Alsof het vanzelfsprekend is, wordt in de media ineens een soort hiernamaals-terminologie gebezigd: mensen die bijna-doden ’terughalen’ – zoals anderen juist mensen ‘wegbrengen’. Magisch-romantische formuleringen – die vooral iets zeggen over de spreker.

Een jonge voetballer krijgt een hartstilstand en wordt op het veld gereanimeerd. Ineens zingt een met merkwaardige vanzelfsprekendheid gebezigde hiernamaals-terminologie rond: mensen worden na zo’n gebeurtenis ’teruggebracht’, of ’teruggehaald’. De Taaldokter hoorde een interviewer bijna verlekkerd vragen, aan een arts die een speler had gereanimeerd: ‘Jij hebt hem teruggehaald hè?’ De onmiskenbare sensatiezucht: held die onschuldige voetballer eigenhandig wegsleept voor de poorten van de hel. Onzin natuurlijk: magisch formuleren ter meerdere eer en glorie van jezelf, of de kijkcijfers. En om eigen angsten te bezweren.

Zoals je mensen kennelijk kunt ’terughalen’, kun je ze ook ‘wegbrengen’. Het herinnerde de Taaldokter aan die Amsterdamse kroegbaas, van het type dat je ziet zodra je binnenkomt, en vervolgens onmiddellijk alles in het werk stelt om te doen alsof ie je niet gezien heeft. Die waard, die consequent aan zijn ex-vrouw refereert als ‘het Ministerie van Oorlog’ of ‘de Raad van Overstuur’, wat aardig schetst hoe hij in het leven staat – een man die in voortdurende staat van oorlog verkeert met alles en iedereen, waarbij die nooit nader gedefinieerde ‘ze’ hem, in de woorden van wijlen A. Geesink, ‘structureel tegenwerken’, in welke strijd uiteindelijk altijd hij, Kleine Man immers, de lul is – sprak dus ooit met veel aplomb: ‘Ik heb er al genoeg weggebracht.’

Daaraan was een kolderiek misverstand voorafgegaan: man in café krijgt telefoon, neemt op, zegt na enkele seconden drie keer ‘Godverredomme’ en stopt telefoon weg, waard vraagt: ‘Tisser?’, man antwoordt: ‘Thomas is dood’, waard zegt ‘Godver’, man beent deur uit, waard legt overige clientèle uit wie er nu weer dood is, te jong, niet eerlijk, concert des levens, et cetera, telefoon van café gaat, waard neemt op, luistert, zegt ‘O’, legt weer neer en zegt: ‘Hij was het zelf niet, het was ze moeder.’

Hoe dan ook, concludeerde de barman, had hij geen zin om wie dan ook nog ‘weg te brengen’, want dat had hij al genoeg gedaan. En de Taaldokter had zich afgevraagd waarom die uitdrukking hem zo tegenstond. Toen hij het verwaten gezicht tegenover hem opnam, wist hij het: mensen die anderen ‘wegbrengen’ doen dat niet met gepaste rouw en bescheidenheid, maar ter meerdere eer en glorie van zichzelf; hun woordkeus benadrukt dat het leven niet ongemerkt aan ze voorbijtrekt, en ze laten zich er en passant nog even mee op voorstaan dat ze ondanks alle sores de gelegenheid vinden allerlei figuren die hun pad kruisen ‘weg te brengen’.

Aandachttrekkerij. Én: mensen die anderen ‘wegbrengen’ doen dat om de angst te bezweren dat er, als hun tijd komt, niemand is om hen zélf weg te brengen. Want dat is wat ze het liefste willen: zelf worden ‘weggebracht’, tijdens een staatsbegrafenis, in een kist omringd door drommen die ze ‘de laatste eer bewijzen’, waarna hun praalgraf een bedevaartsoord wordt voor het volk, dat nog tot in lengte van jaren snikkend knielt voor de Man die Altijd Anderen Wegbracht.

En daar waren de woorden van Bazon Brock begonnen te echoën door het café: ‘Der Tod muß abgeschafft werden, diese verdammte Schweinerei muß aufhören. Wer ein Wort des Trostes spricht, ist ein Verräter.’

One thought

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *