Om eenheid, eensgezindheid, eendracht of nog iets anders te suggereren wurmt men te pas en te onpas de constructie ‘met elkaar’ in zinnen. Vaak als dat inhoudelijk onzin is, soms zelfs aanmatigend. Politiewoordvoerders die aan de vooravond van grote evenementen roepen: ‘We gaan er met elkaar een geweldig feest van maken.’ Politici die iets zeggen wat niet zo snel te vatten of te controleren is en besluiten met ‘Daar kunnen we het met elkaar over eens zijn.’
Gisteravond koppelde een vertegenwoordiger van medisch specialisten op tv de noodzaak van hoge salarissen voor zijn branchegenoten aan de kwaliteit van de zorg die zij bieden, waarvan hij het toenemende belang illustreerde met de open deur: ‘We worden met elkaar ouder.’
‘Zonder elkaar’ vermoedelijk ook wel (het is zelfs niet onaannemelijk dat … etc.), maar dat ‘met elkaar’ wijst ons er nog even fijntjes op dat we ‘met elkaar’ in hetzelfde schuitje zitten – en dus maar beter snel iets aan die salarissen kunnen doen.