over de Autoriteit van het Gevoel
Een enkele uitzondering daargelaten, is de taal der voetballers eerder trendvolgend dan trendsettend. Niet verwonderlijk, anders waren ze geen voetballer geworden. Daarbij valt op dat de overgenomen terminologie vaak uit softe hoek komt. De Taaldokter roept het bijvoorbeeld door R. Koeman zo graag op lijzige toon gebezigde buurtwerkersjargon in herinnering: ‘Het gaat ook om een stukje vertrouwen.’
Gisteravond maakte Ajax-speler D. de Zeeuw een doelpunt, na ‘een mindere periode’. Vervolgens sprak hij, volgens het Parool: ‘Ik voel al weken dat ik me weer goed voel, nu komt het er eindelijk uit.’ Ik voel dat ik me goed voel. Bedoelend: ik voel me goed. Suggererend: ik voel het, dus het is zo. De autoriteit van het gevoel. Hij voelde dat natuurlijk al veel eerder, maar merkte dat de trainer bij zichzelf voelde daar nog problemen mee te hebben. Dit zei natuurlijk niets: De Zeeuw kon best voelen dat hij zich goed voelde, maar eigenlijk als een krant spelen.
Onmiddellijk schoten de Taaldokter de lieden te binnen die zo modieus vanuit de superioriteit van het Gevoel spreken: ‘Ik merk dat er nog steeds sprake is van een afstand. Ik voel steeds sterker dat ik daar iets mee moet doen.’
En hij kreeg het gevoel dat hij voelde dat hij zich best okee voelde, maar zich in werkelijkheid uiterst belabberd voelde.