Fijn, het ging weer eens over taal in de politiek. De ‘verbale ontsporingen’ tijdens de Algemene beschouwingen veroorzaakten nogal wat ophef – in de media dan. Jan met de Pet, Mien uit Appelscha, Henk en Ingrid – of hoe de Gewone Mannen en Vrouwen tegenwoordig ook heten mogen – zullen er niet wakker van hebben gelegen.
Wilders’ kwalificatie van Cohen als ‘bedrijfspoedel van Rutte 1’, zijn ‘Doe ’s normaal man’-een-tweetje met Rutte – wat kun je ervan zeggen? Opmerkelijk in de Nederlandse politiek, enigszins kolderiek, maar om nou te beweren dat onze democratie erdoor in gevaar komt… Politieke schijnbewegingen, vriendschappelijk gekissebis voor de vorm.
Politiek én media repten echter waarschuwend van ‘onparlementair taalgebruik’ en een reactie die ‘niet passend is bij de statuur van een minister-president’. Maar: zaten Achmed en Fatima erop te wachten dat ‘de spreker die woorden terugneemt’? Knikten zij instemmend bij het obligate ‘Zo gaan we niet met elkaar om’ van zowel oppositie als coalitiepartijen? Veerden zij verheugd op bij het platgetreden ‘Laten we het als-je-blieft hebben over de inhoud’? Welnee: een superieure reactie, díe was welkom geweest.
Een minstens even snedig weerwoord? Daar moeten de omstandigheden naar zijn: een treffende vergelijking die zich aandient, een onverbiddelijke grap die spontaan opkomt, een onontkoombare vraag.
Cohen had kunnen zeggen dat hij geen poedel was, maar een pitbull. Hij had op zijn beurt de spreker kunnen vergelijken met het Hollands kuifhoen of een geelkuifkaketoe met een beperkte woordenschat. Hij had blaffend naar de interruptiemicrofoon kunnen hollen. Hij had ook zijn pootje kunnen optillen tegen het spreekgestoelte. Dat was allemaal ongeveer even leuk geweest als Jolande Sap die voordoet hoe je een stekker uit het contact trekt.
En Rutte? Die stond al met 1-0 achter doordat hij zelf in eerste instantie de aandacht vestigde op onze relatie met handelspartner Turkije, door zich ongevraagd te distantiëren van de ‘vergelijking van de Turkse premier met een aap’ (nog afgezien van de vraag of de uitspraak ‘Daar komt de islamitische aap uit de mouw. En hij heet Erdogan’ volgens de wetten der logica inderdaad hetzelfde betekent als ‘Erdogan is een aap’). Toen hij meende te moeten roepen: ‘Doe zellef lekker normaal man!’, was de boot helemaal aan.
Blijkbaar zijn Cohen noch Rutte uit het juiste hout gesneden voor een rake verbale repliek: de een stamelend, de ander struikelend over zijn eigen schijnbaar terloopse manier van politiek bedrijven. En de inhoud? Ha, de inhoud: blijkbaar beseft de meerderheid van de Nederlandse politici nog steeds niet dat politiek nooit heeft gedraaid om de inhoud – maar dat de vorm wél verandert. In weerwil van zijn spruitjeslexicon sluit Wilders’ wijze van spreken naadloos aan bij de tijd. Hij weet dat je argumenten wel ijzersterk moeten zijn, wil je het redden zonder volkstaal, humor en in elk geval de schijn van authenticiteit. Dat moet je kunnen. Daar is talent voor nodig. En met een beetje geluk sijpelt er dan ook nog wel eens een argumentje door. Je kunt Wilders veel ontzeggen, maar niet dat talent.
Kortom: na twee dagen Algemene beschouwingen is de belangrijkste conclusie dat ons land nog geen politicus kent die Wilders verbaal aankan. Men vlucht in contraproductieve reflexen: de minister-president door zijn studentikoze ge-jij-bak, de oppositie door haar ongeloofwaardige verontwaardiging over de bejegening van een premier die zij zelf bestrijdt – waarmee het begrip hypocrisie een geheel nieuwe dimensie krijgt. Maar ook coalitiepartner CDA, door het gratuite gehamer op die ‘inhoud’. Dat is, vanwege de framing van redelijkheid (wie is er tegen ‘inhoud’?), op termijn misschien nog wel gevaarlijker voor die democratie dan het eendimensionale vocabulaire van Wilders.
Soms maken woorden alles erger. Soms volstaat een blik. Het zwijgen van de VVD lijkt nog de meest effectieve strategie. Cohen en Rutte hadden zich ook kunnen beperken tot een minzaam, nauwelijks merkbaar optrekken der wenkbrauwen – en overgaan tot de orde van de dag. Zolang zij zich dat niet realiseren, blijft eenoog koning in het land der blinden, zullen de ‘verbale ontsporingen’ ‘de mensen in de wijken’ worst zijn – en hoeft het geen verbazing te wekken als de volgende editie van Van Dale het lemma ‘bedrijfspoedel’ bevat.