Je is uit, jouw is in. Maar de Taaldokter hoopt dat jij jou realiseert dat jij dat niet hoeft te pikken, de hele dag uitgejouwd worden.
Het Jij-tijdperk wordt niet alleen gekenmerkt door een klemtoon die verschuift naar dat persoonlijk voornaamwoord. Er wordt ook steeds meer ‘jij’ gezegd en geschreven, terwijl ‘je’ zo zoveel normaler klinkt: Heb JIJ misschien even? Hoe JIJ je kind gelukkig kunt maken.
Die jij-zeggers zijn meestal ook jou(w)-zeggers, die JOUW bestelling bezorgen’, willen dat je een datum ‘in JOUW agenda’ zet, met je praten over de volgende stap ‘in JOUW carrière’, en je laten klikken ‘voor JOUW aanbieding’.
Je is uit. De rauwe kretologie van het commerciële jouw is in. Jouw rit, jouw ritprijs, jouw tegoed, jouw punten, jouw promocode, jouw pas, jouw overzicht, jouw aanbieding… Gek word je ervan: als je opmerkt dat de nadruk die dat jouw krijgt volkomen ten onrechte een tegenstelling suggereert, word je glazig aangekeken. Dus je vlucht in een – ook onbegrepen – kwinkslag: O, goed dat je het zegt, ik was eigenlijk net van plan om het te noteren in de agenda van iemand anders. Nee, ik wilde het hebben over een carrièrestap van mijn buurman. Fijn dat u vandaag míjn bestelling bezorgt, en niet die van Clarice.
En dan is deze onsympathieke ontaal vaak ook nog geformuleerd als een gebod: Wil JIJ winnen? Vul dan nu hier JOUW code in! En het wordt allemaal onnodig persoonlijk (‘Volgens mij wíl jij helemaal niet winnen!’ / ‘Jij wílt je kind helemaal niet gelukkig maken!’).
Enfin: de Taaldokter hoopt toch dat jij jou op een mooie dag realiseert dat jij dat niet hoeft te pikken, de hele dag uitgejouwd worden.