Op 10 oktober 2012 schreef E.N. Perquin in De Groene Amsterdammer over een vrouw die zei dat haar dochter ‘van haar man af ging.’ Volgens haar een ouderwetse uitdrukking; tegenwoordig hoorde ze vooral neutrale bewoordingen (‘bij elkaar weg zijn’, ‘uit elkaar zijn’). Ze meende dat de term minder vaak gebruikt zou worden voor mannen. Daarvan zou men namelijk zeggen dat zij ‘hun vrouw in de steek laten’. ‘Van iemand af gaan’ leek Perquin dan ook ‘beter, heldhaftiger’.
Afgezien van bespiegelingen over alle mogelijke plastische interpretaties van de term (van elkaar afrollen, een nieuw bestaan tegemoet), riep dit vragen op bij de Taaldokter. Hij meende de uitdrukking nog regelmatig te horen – wel met een onderscheid tussen ‘af gaan van’ en ‘af zijn van’. Gaan is natuurlijk actiever dan zijn. Voor wat het waard was, leverde even googelen zes treffers op voor ‘gaat van zijn vrouw af’, en maar één voor ‘gaat van haar man af’. ‘Is van zijn vrouw af’ gaf echter 82.000 treffers (slechts twee in de afgelopen maand), en ‘is van haar man af’ 129.000 (slechts vier in de afgelopen maand).
Perquin kon wel suggereren dat het meestal ging om de man als dader en de vrouw als slachtoffer, de Taaldokter vond dat dat net zo goed andersom kon gelden. En een uiterst onsympathieke uitdrukking bleef het. Hij zag altijd de middelbare man in een horecagelegenheid voor zich, die, kleintje pils in de knuist, een bezegelringde, dikke pink in de lucht, net iets te luid verkondigde de moeder van zijn kinderen te hebben ingeruild voor een jonger exemplaar.
‘Ging’ hij ‘van zijn vrouw af’, dan legde hij een snood masterplan ten uitvoer om een zonnige toekomst op te bouwen, ‘was’ hij ‘van zijn vrouw af’, dan was hij als door goddelijke interventie eindelijk verlost van die kwezelachtige, frigide trut die hem het leven structureel zuur maakte. Die kennelijke voorkeur voor het meer passieve zijn maakt de zegswijze zo mogelijk nóg onsympathieker. Maar blijkbaar wordt deze nog slechts gebezigd in beperkte kring.