Het VSBfonds stopt met zijn poëzieprijs. Dát je als sponsor ooit stopt, alla. Geen zin meer, geld op – prima. Maar kom met ’n béétje motivatie, in plaats van jargon dat doet vermoeden dat je de poëzie liever kwijt bent.
De VSB poëzieprijs, de belangrijkste prijs voor Nederlandstalige poëzie (25.000 euro), houdt na 24 jaar op te bestaan: het VSBfonds stopt ermee. De laatste winnaar wordt op 24 januari 2018 bekendgemaakt. De manier waarop dat besluit wordt beargumenteerd, doet vermoeden dat het fonds de poëzie liever kwijt dan rijk is.
Om te beginnen is de argumentatie twijfelachtig. Het VSBfonds stelt in een verklaring op zijn website zich meer te willen richten op ‘actief burgerschap en ‘verbinding’. Hoewel je zo langzamerhand zou willen dat ‘verbinden’ voorbehouden blijft aan mensen die dat beroepshalve doen, namelijk verpleegkundigen, staat het zo’n fonds natuurlijk vrij aan die mode mee te doen. Een prijs voor een individuele dichtbundel zou echter niet passen bij deze nieuwe koers. Kennelijk gaat het fonds er vanuit, dat een individuele prijs niet kan ‘verbinden’. Daarmee gaat het voorbij aan de essentie van veel kunstvormen: die is nu juist dat één uiting kan appelleren aan gedeelde gevoelens, waarmee onze existentiële eenzaamheid even wordt verlicht. Het begint met geraakt worden door een beeld, een gedachte, een harmonie, een formulering, en vervolgens ontstaat er ruimte voor herkenning, gedachtevorming, empathie, et cetera. ‘Verbinding’, zo je wilt. En zo’n prijs benadrukt het belang daarvan.
Een wonderlijke motivering dus, ook aangezien op de site van het fonds juist valt te lezen dat het ‘wil bevorderen dat het innerlijk leven van een zo groot mogelijke groep mensen wordt verrijkt en de verbeeldingskracht gevoed, opdat mensen daarmee vreugde ervaren en de inspiratie vinden om zichzelf verder te ontwikkelen’. Maar goed, als we elke organisatie aan haar eigen ‘missie’ zouden houden, bleven we bezig.
Ergerniswekkend zijn ook de gratuite maar tendentieuze aannames waar de verklaring bol van staat. Volgens het fonds leiden ‘de huidige maatschappelijke ontwikkelingen ertoe dat de verschillen tussen mensen steeds groter worden’. Maar wat betekent dat eigenlijk? Waarop is dat gebaseerd? Wat is er eigenlijk mis met ‘verschillen’? En werk je verschillen niet juist in de hand door er zo over te schrijven? Er zouden zelf ‘muren’ worden opgetrokken tussen groepen mensen, wat ‘leidt tot achterstand en achterstelling’. Ook dat klinkt dreigend, maar voorbeelden van wat er dan precies mee wordt bedoeld ontbreken, evenals een degelijke onderbouwing.
Het pijnlijkst is nog wel het huiveringwekkend prozaïsche, politiek-correcte jargon. Wat wil het fonds namelijk? Een poëzieprijs ‘die recht doet aan de maatschappelijke waarde van poëzie’. Geen idee wat dat betekent, maar de suggestie is helder: dat is nu niet het geval. Dus wat doet het fonds? Nou, dat gaat zich richten op ‘actief burgerschap’: initiatieven van ‘actieve burgers’ om de ‘onderlinge verbindingen tussen (groepen) mensen tot stand te brengen of te herstellen. En die anderen helpen een stap te zetten op de maatschappelijke ladder.’ Hatsekidee. Het lijkt wel een passage uit de cultuurparagraaf van een nieuw kabinet, inclusief echo van de ‘participatiesamenleving’. En de richting is helder: als het aan het VSBfonds ligt, vallen de prijzen in de toekomst alleen nog te winnen door actief participerende achterstandsartiesten die met geëngageerde crossover-Gesamtkunst ‘een relevante bijdrage leveren aan het versterken van de maatschappelijke samenhang en sociale mobiliteit in ons land’.
Dit is het verpolitiekte jargon van een instantie die te lui is om zichzelf écht te verantwoorden: een zouteloze oprisping van taalkundige armoe, van een fonds dat de indruk wekt de poëzie liever kwijt dan rijk te zijn. Een gevoel dat geheel wederkerig zal zijn voor voormalige prijswinnaars als Hugo Claus, Rutger Kopland, Gerrit Kouwenaar en Leo Vroman – zij draaien zich om in hun graf.