De Taaldokter wisselde van gedachten met iemand die de beknopte bijzinnen in ‘In Amsterdam opgegroeid, week X vervolgens uit naar Rotterdam’ en ‘Laat in Den Haag gearriveerd kon de schrijver geen hotelkamer meer vinden’ ongrammaticaal noemde. ‘Ontdaan van zijn kleding lag de gewonde op de brancard’ en ‘Uitgekookt lobte de spits de bal over de keeper’ vond hij echter wel acceptabel.
De Taaldokter deelde de bezwaren niet, maar zag ook dat er iets raars aan de hand was met de tijd in die eerste twee zinnen. Maar dat had misschien meer te maken met logica dan met grammatica.
Nou, dat gold duidelijk voor ‘uitgekookt’ (een uitgenaste speler én een slim lobje) en voor ‘ontdaan van zijn kleding’ (een naakte gewonde die naakt ligt). Maar ‘deden’ ook ‘opgegroeid zijn’ en ‘gearriveerd zijn’ zich ‘voor’ tijdens de ‘door het gezegde uitgedrukte werking’? Mwah: ze beschreven eerder een ‘permanente gesteldheid’ of een proces dat achter de rug was. Je bleef niet opgegroeid en gearriveerd zijn. Enfin: er hoefde blijkbaar dus geen ‘inherent verband’ te zijn tussen ‘gesteldheid’ en ‘werking’.
Volgens de Taaldokter was het probleem dat ‘opgegroeid in Amsterdam’ helemaal niet relevant was voor ‘week hij vervolgens uit naar Rotterdam’ (behalve dat het een soort tegenstelling uitdrukte). Anders dan ‘uitgekookt lobben’ was ‘opgegroeid uitwijken’ onlogisch – maar daarom nog niet ‘ongrammaticaal’. Net zoals het bekende ‘kleurloze groene ideeën slapen woedend’ eigenlijk.
En als je dat logische verband nu eens sterker maakte? ‘Opgegroeid in Amsterdam, kende X de stad als zijn broekzak’. Dat vond de ander nog steeds niet acceptabel. Hij bleef dan zoeken naar parafrases: ‘nadat hij was opgegroeid’, ‘opgegroeid zijnde’ – die de Taaldokter nogal gewrocht voorkwamen. Zinnetjes waarin de bijzin was verplaats naar de positie meteen na het onderwerp vond hij opvallend genoeg wél acceptabel (‘De schrijver, laat in Den Haag gearriveerd, kon geen hotelkamer meer vinden’) – maar dan was het volgens hem een bijstelling en geen bepaling van gesteldheid meer, wat de Taaldokter weer betwijfelde.
Het aardige van zulke discussies, hoe je die verschijnselen ook wenst te benoemen: au fond is het soms gewoon een kwestie van smaak – of zoiets ongearticuleerds als ’taalgevoel’. En zoals bekend kun je daar uitstekend over twisten – maar op een gegeven moment ben je uitgeluld.