Woordgedrag

Eerder constateerde de Taaldokter dat het spreken over ‘gedrag’ (reis-, vlucht-, koop- of agressief) van mensen een enigszins medicaliserend effect heeft. Nu heerst in sommige kringen ook de opmerkelijke gewoonte om te spreken van ‘gedragen’ bij dingen en verschijnselen. Dat heeft een ander effect: personificatie. Zo hebben taalkundigen het vaak niet over een verschijnsel dat ‘voorkomt’ of ‘zich voordoet’, maar bijvoorbeeld over een werkwoord dat zich op een bepaalde manier ‘gedraagt’.

Een willekeurige greep:

  • ‘Het werkwoord beseffen gedraagt zich dus anders dan bijvoorbeeld het werkwoord zich realiseren, dat wél een wederkerend werkwoord is.’
  • ‘Het onderwerp van een onergatief werkwoord gedraagt zich precies zo als het onderwerp van het transitieve werkwoord’.
  • ‘In de letterlijke betekenis ‘achter iemand aan gaan’ gedraagt het (overgankelijke) werkwoord volgen zich als de (onovergankelijke) werkwoorden van beweging.’
  • ‘Een van de werkwoorden gedraagt zich als het hoofd van de cluster.’

Je hóórt bijna het bronzen stemgeluid van de natuurdocumentaire: ‘De bunzing gedraagt zich onwennig in zijn nieuwe omgeving…’ Die personificatie suggereert zelfstandig denkende werkwoorden, die – ongeacht wat wij willen – toch wel hun eigen gang gaan. Wat natuurlijk niet zo is; die verschijnselen komen voor omdat wij die woorden zo gebruiken. Maar door gedrag toe te schrijven aan verschijnselen die zich in het gewone taalgebruik helemaal niet kúnnen gedragen, ben je zelf minder verantwoordelijk voor dat ‘gedrag’.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *