De thuisvoelers tegen de wegzetters

Straatnamen veranderen omdat mensen daardoor geen ‘plek hebben’? Dan kan straks geen enkele naam meer. En de geschiedenis laat zich niet herschrijven met de straatnaam. Een beetje historisch besef komt wél van pas. En hopelijk verdwijnt dat jargon dan ook.

Oneliners
Het Parool
organiseert een ‘speed debate’ over een stelling ‘rond een van de verkiezingsthema’s’ tussen lijsttrekkers van de Amsterdamse politieke partijen. Altijd onverstandig om daaraan mee te doen, want ‘speed’ betekent in zulke samenstellingen nooit ‘snel’, maar wel ‘kort’; waar dat eerste verdedigbaar zou zijn is dat tweede rampzalig – als je er tenminste van uitgaat dat een ‘debat’ draait  om het uitwisselen van argumenten om de ander van je standpunt te overtuigen. Maar daarom gaat het in zulke gevallen dus nooit – wél om het twee (2!) minuten lang, onder leiding van een verslaggever, oneliners de ether in slingeren.

De stelling: ‘namen als Witte de Withstraat en Zwarte Piet zijn herinneringen aan een donker verleden, daar moet Amsterdam vanaf’. Een merkwaardige stelling, want er staat dat Amsterdam van zijn herinneringen af moet, maar waarschijnlijk is bedoeld: Amsterdam moet geen boeven uit het verleden eren door straten en pleinen naar ze te noemen. Ik beperk me tot wat de Amsterdamse Groenlinks-fractievoorzitter Rutger Groot Wassink (een naam die zich verhoudt tot Marcus Bakker ongeveer zoals Diederik en Lodewijk zich verhouden tot Willem en Joop) beweert over Witte de With, want zonder Zwarte Piet is het al ingewikkeld genoeg.

Zijn argumentatie vóór de stelling (op 3.59): ‘Ik denk dat het belangrijk is dat júist in een stad als Amsterdam, die heel divers is, dat iedereen zich daar ook thuis voelt en een plek heeft, en dat is bijvoorbeeld door eerlijk met je geschiedenis om te gaan.’

Agogenjargon
Een interessante paradox: hoezo júist in het diverse Amsterdam? Je zou zeggen dat ‘je thuis voelen’ en ‘een plek hebben’ overal belangrijk is – maar  eerder in een benepen gehucht dan in de toch al uiterst populaire én multiculturele hoofdstad. En dit is nog maar het begin. Volgt de suggestie dat het daarvoor nodig is om ‘eerlijk met je geschiedenis om te gaan’. Maar wat is dat eigenlijk, ‘je thuis voelen’? En ‘een plek hebben’? Hoe nu: wonen er grote groepen in de stad die ‘geen plek hebben’? En wat is ‘eerlijk omgaan met je geschiedenis’ (let op dat voornaamwoord, alsof betrof het jouw persoonlijke geschiedenis)? Waarschijnlijk bedoelt Groot Wassink: ‘erkennen dat Witte de With en Coen boeven waren en de straat en de tunnel een andere naam geven’ – maar dat zegt hij niet. En hoezo is geschiedenis überhaupt iets waarmee je ‘omgaat’? Merkwaardig agogenjargon,  waarin je met van alles en nog wat dat je overkomt moet leren ‘omgaan’ in plaats van het gewoon te hebben.

Thuisvoelers en plekhebbers
In elk geval biedt dit construct van ’thuis voelen’ en ‘plek hebben’ kennelijk houvast, want het wordt regelmatig gebruikt. Vaak in combinatie met een tirade tegen de ander, die mensen – niet zelden ‘hele groepen’ – ‘wegzet’. De thuisvoelers en de plekhebbers tegen de wegzetters, kortom. Zo suggereert Groot Wassink hier dat grote groepen Amsterdammers zich niet thuis voelen of ‘een plek hebben’ zo lang die namen blijven bestaan.
Maar ergens niet blij van worden is iets anders dan je niet ’thuis voelen’. In een straat wonen met een naam die je niet aanstaat is iets anders dan geen ‘plek hebben’. En daarbij: als je op basis van voortschrijdend inzicht straatnamen gaat aanpassen, is het einde zoek: de stad telt zo’n 5.000 straten, ongeveer 1.200 bruggen, en nog een zooitje pleinen, tunnels en wat dies meer zij. Welke garantie hebben we dat hun naamgevers zich niet hebben vergrepen aan kleine jongetjes? Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.

Groeikernterminologie
En wat doen we met straten die genoemd zijn naar schrijvers met onkiese denkbeelden? Met wegen die heten naar componisten van ontaarde muziek? Met pleinen voor figuren die we té liberaal, conservatief, christelijk, vrijzinnig, islamitisch, joods, rechts of links achten? Misschien moeten we daar die dorre groeikernterminologie op loslaten, en ze allemaal hernoemen tot onschuldige maar zielloze Korenbloemhofjes. Moeten we af van het idee dat straat-, plein- en tunnelnamen een eerbetoon vormen? Om met Gerard Reve te spreken: ‘Na mijn dood word ik op de scholen tien jaar vrijwillig gelezen en daarna nog eens tien jaar verplicht. Dan noemen ze een straat naar me. En dan ben ik helemaal vergeten. Niemand weet toch meer wie Tweede van der Helst was?’

Historisch besef
Nee. Wijzer is het om die namen te behouden, en helder toe te lichten hoe de perceptie van de desbetreffende figuren zich mettertijd heeft ontwikkeld. Met een straatnaam herschrijf je de  geschiedenis niet. Maar wie verder kijkt dan alleen door een hedendaagse bril, kweekt hopelijk een historisch besef dat in de toekomst van pas kan komen. En dat begrippen als ‘je thuisvoelen’ en ‘een plek hebben’ in een realistisch perspectief plaatst.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *